(onderstaand artikel verscheen in het juninummer van Beste Belegger, het lijfblad van de Vlaamse Federatie van Beleggers of VFB, https://vfb.be)
ESG is in de beleggingsindustrie een zoemwoord geworden. Het staat voor environmental, social en governance, en onderzoekt de mate waarin bedrijven bezig zijn met duurzaamheid. Mensen die al eens tijdens de vakantie een jaarrapport lezen aan het zwembad, zullen het niet in Keulen horen donderen. Sterker nog, het woord ‘duurzaamheid’ wordt te pas en te onpas gebruikt in allerhande media. Daar een artikel over schrijven is een heikele oefening, want je begeeft je op glad ijs. De variatie aan invullingen en vragen die bij ESG komen bovendrijven, zijn even divers als het aantal mensen die erover nadenken. Aan de ene kant heb je mensen – vooral jongeren – die de drie letters als een heilige graal zien om de toekomst van de investeringsindustrie vorm te geven. Anderen vinden het bureaucratische nonsens en lopen er in een wijde boog omheen. Dan heb je nog een grote groep die tussen beide extremen laveert, zoals ondergetekende.
Duurzaam beleggen begint vaak met wat laaghangend fruit, namelijk een aantal activiteiten waarin je zeker niet mag investeren als je een zuiver zieltje wilt hebben. We denken aan bedrijven in de defensiesector of de tabak- en gokindustrie. Daarna begint de screening van individuele bedrijven op hun ESG-prestaties. Op dat moment wordt duurzaam beleggen moeilijker en hult de hele regelgeving zich in een ondoordringbare groene smog. Hoe gaat de fondsenindustrie met ESG-scores om? Waar bevinden zich de heikele punten? Het stoort velen dat er weinig kritische noten meer te horen vallen bij de marketing waarmee men duurzaamheid her en der promoot. En hoeveel men er ook over schrijft, tijdens gesprekken met klanten zijn er slechts weinigen die voluit gaan voor duurzaamheid. Potentieel rendement staat voorop. Velen kunnen zich echter wel achter één of meerdere van de ESG-waarden scharen. We beginnen daarom met een overzicht van de drie delen van het letterwoord.
Environmental: de hoofdvogel
Zeker het environmental-thema vindt weerklank, al is de individuele belegger vaak overtuigd dat hij geen invloed kan uitoefenen op het geheel en wil hij er daarom weinig of geen rekening mee houden. Het lijkt wat op het NIMBY-syndroom (not in my backyard). De verantwoordelijkheid wordt bij het grotere geheel gelegd. “Bij gesprekken met klanten zijn er slechts weinigen die voluit gaan voor duurzaamheid.” 58 Problemen zijn er legio. Vaak wordt environmental verengd tot de klimaatopwarming en dat is storend. De assertiviteit waarmee het debat werd gevoerd, heeft ook elke sceptische stem monddood gemaakt. Kritiek is amper nog mogelijk of de academische carrière dreigt voorgoed zes voet onder de grond te verdwijnen. Maar de huidige oplossingen staan, wat mij betreft, nog in hun kinderschoenen. Nemen we als voorbeeld elektrisch rijden. Dat is ongetwijfeld beter voor het klimaat, toch wanneer elektriciteit door kerncentrales of groene energie wordt opgewekt. Als het via steenkool gebeurt, zijn we terug bij af. En heel wat media, bedrijven en overheden laten de gigantische milieuschade weg, die gepaard gaat met de productie van de batterijen. De Verenigde Staten en Europa reppen zich om miljarden euro’s in de groene revolutie te pompen. We hopen dat zo weinig mogelijk geld aan de bureaucratische cenakels van de instellingen blijft kleven. Wat we vooral nodig hebben, zijn kleinere batterijen en een lager verbruik van grondstoffen. Daarvoor is nog heel wat research nodig.
Social: een planeet vol minderheden
Ook hier zijn er veel meningen, en discussies bereiken vaak het kookpunt. Meer vrouwen in de raden van bestuur, jobs bij voorkeur uitreiken aan mensen met een allochtone achtergrond, enzovoort. Nobel voor velen, maar het extremisme van het opkomende woke-gedachtegoed vergiftigt het debat en maakt de spagaat tussen voor- en tegenstanders enkel maar wijder.
Governance: het kleine broertje
Aan dit luik wordt veel minder aandacht besteed. Het staat voor het bestuur bij beursgenoteerde bedrijven en het toezicht daarop. De governance regelt bijvoorbeeld de verhoudingen tussen het management, de leden van de raad van bestuur en de aandeelhouders. Hoe onafhankelijk kan de raad van bestuur het management controleren of zijn ze allen lid van hetzelfde old boys network? Is de verloning van het hogere management niet te excessief in de huidige maatschappelijke context? Dat alles valt onder de noemer governance.
De implementatie
Hoe kan je weten of je beleggingsfonds of een ander financieel product gebruikmaakt van ESG-analyses in zijn investeringsproces? Een belangrijke stap werd gezet met de invoering van de Sustainable Finance Disclosure Regulation (SFDR). Dat is een verordening van de Europese Unie om meer transparantie te brengen rond duurzaamheid. Ze is van toepassing op financiële instellingen zoals banken, verzekeringsmaatschappijen, pensioenfondsen, vermogensbeheerders en beleggingsinstellingen.
Op basis van de SFDR wordt een onderscheid gemaakt tussen drie soorten fondsen:
-Artikel 6-fondsen: fondsen die geen duurzaamheidsstrategieën toepassen of niet voldoen aan de Europese transparantieregels daarover. De kleine helft van de fondsen behoort hiertoe.
-Artikel 8-fondsen: ongeveer 50 procent van de beleggingsfondsen behoort tot die categorie. Het zijn fondsen met bepaalde duurzaamheidskenmerken. Daar zit echter de angel, want vaak beleggen ze zo in bedrijven die in transitie zijn of schrikt men er niet voor terug om bedrijven als General Motors of Philip Morris op te nemen. De eerste omdat ze nadenken over klimaatvriendelijker wagens, de tweede omdat ze vanaf 2035 willen stoppen met de verkoop van sigaretten en volledig willen overschakelen op vapers en dergelijke. Dat zet natuurlijk de deur open voor kolder en hypocrisie van de bovenste plank. Wegens het artikel 8-label blijft ethisch beleggen flou. Alsof je claimt vegetariër te zijn, behalve op woensdag, want dan gooi je het liefst een halve of hele koe op de rooster. De meeste grootbanken willen enkel nog fondsen in die klasse in hun etalage plaatsen. Dat is vreemd en zeker ook ongelooflijk hypocriet als je ziet hoeveel van diezelfde grootbanken geld blijven lenen aan fossiele energie of een intensivering van de landbouw.
-Artikel 9-fondsen: deze categorie telt ongeveer 3 procent van de fondsen. Zij streven duurzame doelen na. De bedrijven waarin ze beleggen, proberen met hun activiteit of bedrijfsprocessen impact te hebben op hun omgeving. Het papierwerk om te bewijzen dat je in deze categorie hoort als beleggingsfonds is loodzwaar en schrikt heel wat beheerders af. Sinds januari worden er ook gerichte controles uitgevoerd om greenwashing, het zich groener voordoen dan men werkelijk is, tegen te gaan. In deze fondsen vindt men vaak zeer innovatieve, kleinere bedrijven. Het gevolg is dat ze vaak risicovoller zijn.
Besluit
Hoewel ik in dit blad de nodige ruimte krijg om mijn gedachten uiteen te zetten, is die toch te beperkt. Het resultaat zijn enkele nederige hersenspinsels met de bedoeling om een klein steentje bij te dragen in een poging het debat minder hysterisch te maken. Wij pleiten voor minder complexiteit – weg met SFDR-artikel 8, als het eventjes kan – en voor meer duidelijkheid. Duurzaam beleggen staat nog in zijn kinderschoenen en hoewel je heel wat mooie fondsen hebt die zich in de categorie SFDR 9 bevinden, lijken ze soms te gespecialiseerd voor beleggers met een kleiner budget. Bovendien, wat als het voortschrijdend inzicht botst met de aandeelhoudersbelangen? Stel, je belegt in een bedrijf dat gelauwerd wordt om zijn ethisch-progressieve gedachtengoed, maar na één jaar breekt er een schandaal uit. Moet het fonds dan de aandelen verkopen om nog steeds tot de elite van de SFDR 9-fondsen te behoren? Het is duidelijk dat de beleggingsindustrie haar stempel wil drukken. Net zoals bij alle omwentelingen, bevat het kader voor duurzaam beleggen nog heel wat imperfecties, waaronder een te logge bureaucratie en een te vage regelgeving. Wanneer regelgevers die punten zouden aanpakken, dan zou de hele beleggingsindustrie een grote sprong voorwaarts maken.
Matthias Vandezande